Original Dutch text from “Nederlandse Keramiek 1975/1985” by Mieke G. Spruit – Ledeboer

Anne van der Waerden

Binnen strenge, zelfopgelegde beperkingen zoekt Anne van der Waerden naar evenwichtige vormen, die iets weerspiegelen van haar eigen, spiritueel gerichte levensopvatting. De diepgang van haar werk en het voortdurend streven naar perfectionering geven haar een plaats temidden van de beste keramische kunstenaars van ons land. 

Zij maakt zowel gedraaide vaasplastieken als vrije, met de hand opgebouwde vormen. De vaasplastieken zijn sinds 1977 dikwijls meerdelig. Een wijde schaal of een klokvormig oprijzende vaas wordt, zoals ook bij Chinese keramiek gebruikelijk is, op een voetstuk geplaatst. Hierbij wordt balans nagestreefd tussen het dragende en het gedragen deel. Sinds 1979 wordt soms nog een derde geleding, in vorm overeenkomend met het voetstuk, toegevoegd, door het dubbelwandig draaien van de midden-vorm (afb. 20). Steeds is de afwerking met glazuren bijzonder fraai. 

In 1980 krijgen de vormen tijdelijk een strenggeometrisch karakter: cylinders en bolvormen worden tegen elkaar afgewogen. In 1982, na haar reis naar Peru maakt zij vormen die, in contrast tot de vroegere ‘aan de grond gekluisterde’, duidelijk omhoogrijzen; als het ware ‘van het voetstuk afzweven als ballonnen’ (afb. 20). Ook ontstaan nu weer simpele kelkof bekervormen. 

Terwijl bij de potplastieken het spel met vormen, de balans der delen voorop staat, worden bij de vrije vormen vooral ruimtelijke aspecten aan de orde gesteld. Anne gaat daarbij uit van het basis-idee, dat een keramische vorm hol moet zijn: d.w.z. een als het ware uitdijende ruimte moet omsluiten, waardoor spanning ontstaat. Tot 1978 zijn deze volumes meestal pyramide- of blokvormig, daarna vaak rond of ovaal (afb. 4 en 139). De vorm wordt doorreliëflijnen geaccentueerd. De spanning tussen de binnenruimte en de wand, die haar wil omsluiten, wordt zichtbaar gemaakt door nauwe spleten en gaten. Bij de vorm ‘Integratie’ (1981, afb. 139)is er een geleidelijke overgang van een vierkante opening naar een ronde contour, van een donker gat naar een lichte wand. Voor Anne is dit een belangrijk werk, waarin zij gestalte geeft aan een hervonden eenheid binnen zichzelf. Dikwijls hebben Anne’s plastieken dit meditatieve karakter, dië het werk uittilt boven het pure spel met vorm, lijn en ruimte. 

techniek: aardewerk, gedraaid of handgevormd. Koper-, tin- of nikkeloxyde wordt toegevoegd aan een (lithium-zink-)basisglazuur of aan een engobelaag, die met transparant glazuur wordt afgedekt. Er wordt gebakken in een electrische oven, tot 1045 graden Celsius.